Gevoelens: de Basis van het Bestaan

Eit Gaastra

Deze tekst werd gepubliceerd als het laatste hoofdstuk van mijn eerste roman. Ten aanzien van een aantal dingen ben ik van mening veranderd. Ik wijs nu de relativiteitstheorie af en zie het heelal als oneindig in tijd en ruimte. Ik ben niet van mening veranderd waar het de filosofie, psychologie en evolutiebiologie betreft zoals die hier wordt beschreven, noch is mijn mening ten aanzien van tijd en ruimte veranderd. De hier gegeven inhoud van het laatste hoofdstuk van mijn roman maakte dat ik later een alternatief vond voor de relativiteitstheorie (een ethertheorie, 2000) en voor het big bang heelal (een heelal oneindig in tijd en ruimte, 2001). Het schrijven van mijn eerste roman bracht me uiteindelijk tot natuurkunde, kosmologie en astronomie; iets wat ik nooit had verwacht toen ik in 1991 aan de roman begon. De hoofdstukken 1-1 en 1-2 van mijn website zijn bijgewerkte versies van wat je hier vindt.


INLEIDING
Kosmologie combineert alle wetenschappen om antwoord te geven op de vraag: `Waarom is alles zoals het is?' Maar vanaf het moment dat de eerste kosmologen zich zo'n zeventig jaar geleden bezig gingen houden met die vraag, heeft de kosmologie zichzelf gereduceerd tot: `Hoe is het heelal begonnen?' Of zelfs: `Hoe heeft de big bang zijn materie over het heelal verspreid?' Waar is het verlangen gebleven om het hele bos te zien in plaats van alle bomen? `Hoe'-antwoorden moeten overeenkomen met het filosofische/psychologische/biologische-waarom. Astronomische/fysische/wiskundige-big bang-antwoorden die `kloppen' met de gemeten fysieke waarden van ons heelal kunnen net zo fout zijn als Einsteins statisch heelal met zijn fantastische algemene relativiteitstheorie, zolang de big bang-antwoorden niet het uiteindelijke `waarom' bevatten. Dit artikel heeft de ambitie om de kosmologie terug te brengen naar haar oorspronkelijke waarom-status. Daartoe worden astronomie en fysica gecombineerd met filosofie, psychologie en biologie in een speurtocht naar de oerantwoorden.



Vanaf de oudste theorieën over de natuur en het heelal zijn onze gedachten altijd gemarkeerd geweest door scherpe lijnen, scherpe grenzen, die het hoe en waarom van onze wereld en ons bestaan binnen een afgebakend kader gevangen houden. We gebruiken scherpe lijnen om het voor onze rationaliteit gemakkelijk te maken een serie gedachten binnen het op dat ogenblik aanwezige kennisveld te ontwikkelen. Maar op een zeker moment verhinderen de scherpe begrenzingen van onze rationaliteit een allesomvattend begrip van onszelf en onze wereld doordat ze onze gedachten in een gesloten religieus, filosofisch of wetenschappelijk stramien laten zoeken naar de `zin van het leven'. Op die manier beperken we onze rationele vermogens en zullen we ons eerder verwijderen van het Grote Waarom dan dat we er dichterbij komen.



Zeven scherpe lijnen zal ik bespreken in sectie A van dit artikel:

A1  gevoelens versus gedachten
A2  bewustzijn versus onderbewustzijn
A3  leven versus niet leven
A4  uniek zijn versus niet uniek zijn
A5  tijd versus geen tijd
A6  ruimte versus geen ruimte
A7  big bang versus steady state



In sectie A zal ik trachten om de scherpe lijnen zo veel mogelijk te tackelen. Daarna zal ik de enige scherpe lijn die altijd blijft bestaan (zijn versus niet zijn) bespreken in sectie B, waarna ik nieuwe (hypothetische) wegen zal schilderen om naar het `hele bos' te kijken:

B1  zijn versus niet zijn
B2  gevoelens versus het Grote Waarom
B3  gevoelens versus eindigheid
B4  verschijnen van materie versus verdwijnen van materie
B5  expansie (kosmologische) roodverschuiving versus twee nieuwe (hypothetische) roodverschuivingen
B6  beginnen versus eindigen van materie en het heelal



Sectie A:   VERNIETIGING VAN ZEVEN SCHERPE RATIONELE LIJNEN

A1  gevoelens versus gedachten
(Vooraf: Ik ben er niet in geslaagd om `gevoelens' te definiëren, of: om te verklaren wat gevoelens zijn. Wel is het me gelukt om te verklaren waarom er gevoelens zijn en waarop ze berusten. Zie hiervoor B2, B3 en B4.)
We zijn gewend een lijn te trekken tussen wat we denken en wat we voelen; laten we eens goed bekijken wat gedachten in essentie zijn.
Als je naar dit artikel kijkt als een lange gedachtengang, dan kan deze gedachtengang opgesplitst worden in woorden. Afzonderlijk brengen de woorden een of meer gevoelens (of associaties) bij ons naar boven, maar door logica gecombineerd tot zinnen lijken ze meer te vertegenwoordigen dan enkel een serie gevoelens. Toch, in essentie is deze lange gedachtengang (dit artikel) niets anders dan een serie van gevoelens. Gedachten zijn flitsende gevoelsrijtjes die zo snel gaan dat we ze niet meer als gevoelens herkennen en die we daarom gedachten hebben genoemd. In essentie zijn gedachten dus niets anders dan gevoelens (met een bepaalde hoeveelheid logica) en onze rationaliteit is niets anders dan logica in een vat vol gevoelens. Rationaliteit is logica die we gebruiken om onze (fijne) gevoelens in hun geïntegreerde vorm zo groot mogelijk te maken. Concluderend: je kunt geen scherpe lijn trekken tussen gedachten en gevoelens zoals je geen scherpe lijn kunt trekken tussen moleculen en subatomaire deeltjes als je weet dat moleculen opgebouwd zijn uit subatomaire deeltjes.

A2  bewustzijn versus onderbewustzijn
Stel: je voelt jeuk en je bent van plan om te gaan krabben, maar net op dat moment komt er een aardbeving en je rent het huis uit terwijl je de jeuk vergeet.
Iets dat het ene moment zeer bewust in ons aanwezig is (de jeuk), kan verdrongen worden door een ander gevoel (angst voor de aardbeving) en op die manier on(der)bewust worden in een volgend moment. Als je er op deze manier naar kijkt dan is er geen scherpe lijn tussen bewustzijn en onderbewustzijn. Gevoelens kunnen op een schaal gezet worden met twee uiteinden: uiteinde X met 0% bewustzijn en 100% onderbewustzijn, en uiteinde Y met 100% bewustzijn en 0% onderbewustzijn. In X wordt een zeker gevoel volledig door alle andere gevoelens verdrongen, in Y verdringt een zeker gevoel alle andere gevoelens. X noch Y zal ooit verwezenlijkt worden, zoals een vel papier nooit honderd procent wit of zwart kan zijn.

A3  leven versus niet leven
Is er op aarde een organisme, bijvoorbeeld een bacterie, virus, eiwit of aminozuur, waar je van kan zeggen: hier begint `het leven'? Is er een bepaald punt in de evolutie waar `het leven' begon? Wat beschouw je als levend? Iets dat in staat is zichzelf te repliceren, zoals bacteriën of bepaalde eiwitten? Of iets dat in staat is te `voelen'? Ik definieer `levend' hier als: de capaciteit om te voelen.
Als je geen scherpe lijn kunt trekken zoals: `hier begint leven' of `dat is waar leven begon', dan zul je bacteriën, eiwitten, aminozuren, atomen en zelfs subatomaire deeltjes als levend moeten beschouwen. In dat geval is dus alles wat bestaat, alles wat is, levend. (Ik definieer/poneer hier ook: alles wat bestaat, alles wat is, is materie; en materie is: alle (materie)deeltjes en straling; ook zwaartekracht zie ik als iets dat bestaat uit een of andere soort van (zwaartekrachts)deeltjes/straling.)
Volgens mij is er niet zoiets als niet-levende materie, en dus: alles dat bestaat, leeft. Of om het duidelijker te stellen: alles wat we levend noemen, kan gezien worden als: zijn of bestaan. Dus leven is hetzelfde als zijn/bestaan; en: alles dat bestaat, leeft.
Alles dat bestaat heeft gevoelens. Eiwitten, atomen, subatomaire deeltjes en fotonen hebben een bepaald soort van gevoelens. Als je de (extreem zwakke) gevoelens van een atoom of een foton combineert met de hiervoor genoemde bewustzijns/onderbewustzijns-schaal (of: het niet aanwezig zijn van een scherpe lijn tussen bewustzijn en onderbewustzijn) dan hebben atomen en fotonen (en dus alles wat bestaat, alles wat is) ook een soort van (extreem zwak) bewustzijn.
Alles wat is kan gezien worden als één grote (levende) entiteit als alles wat is op een of andere manier beschouwd wordt als gerelateerd aan elkaar. In dit artikel zal ik aan `entiteiten' refereren als er gesproken kan worden van een soort van (centrale) `bewuste' kracht die de entiteit domineert om in dezelfde toestand te blijven. In dit artikel wordt een steen niet als een (levende) entiteit gezien, ook de aarde niet. Het volgende wordt in dit artikel allemaal wel als een (levende) entiteit gezien: mensen, dieren, (alle) cellen van het menselijk lichaam, planten, plantecellen, bacteriën, DNA, virussen, eiwitten, aminozuren, moleculen, atomen, subatomaire deeltjes, fotonen. Misschien is de beste definitie voor een (levende) entiteit: een levende entiteit is een entiteit die als zodanig een begin heeft en een eind en in staat is om haar bewegen vanaf haar begin tot haar einde te ervaren. (Dit `bewegen' definieer ik als volgt: alle soorten beweging, bijvoorbeeld intergalactisch zowel als subatomair, van een entiteit, plus het interfereren van de (uit materie bestaande) entiteit met (alle) andere (uit materie bestaande) entiteiten.) Natuurlijk is het moeilijk om je voor te stellen hoe een atoom haar leven `ervaart', maar kun je je voorstellen hoe een bacterie zijn leven ervaart?
(Terzijde: zou het kunnen dat de beschrijving van deeltjes door de algemene relativiteitstheorie (bijvoorbeeld een planeet) nooit aangesloten kan worden op de beschrijving van deeltjes door de quantummechanica (subatomaire deeltjes) omdat subatomaire deeltjes `levende' entiteiten zijn en dus als zodanig `gevoelens' en een `eigen wil' hebben?)

A4  uniek zijn versus niet uniek zijn
We weten dat er geen twee vliegen exact hetzelfde zijn, ook al hebben ze exact dezelfde DNA-code. Er zijn geen twee bacteriën of twee gistcellen exact hetzelfde. Maar hoe zit het met twee watermoleculen? Of twee elektronen? Ik stel hier: er zijn nooit twee levende dingen, twee materiedeeltjes, twee entiteiten, exact hetzelfde. De lading van een elektron is 1,60 x 10-19 coulomb. Twee elektronen zullen altijd van elkaar verschillen, of het nou 0,000000071 x 10-19 of 4 x 10-237 coulomb is. Niets dat is kan gelabeld worden door een scherpe hoeveelheid lading, gewicht of lengte. Alles dat is, is uniek; of: iedere entiteit heeft een `eigen leven'. En: als twee deeltjes mogelijkerwijs exact gelijke lading/gewicht/lengte mochten hebben, dan zal hun `leven' nog steeds verschillend zijn doordat hun bewegingen altijd verschillend zijn aangezien ze nooit allebei op exact hetzelfde moment op dezelfde plaats van het heelal kunnen zijn. Dus nogmaals: alles (iedere entiteit) wat is, is uniek, en dus: ieder gevoel is uniek.

A5  tijd versus geen tijd
Er is niet zoiets als tijd wanneer het aankomt op het begrijpen van de essentie van het leven. Er is alleen: het beginnen van entiteiten, het bewegen van entiteiten en het eindigen van entiteiten. We kunnen tijd alleen gebruiken om bewegingen van entiteiten met elkaar te vergelijken, maar tijd zelf is niets, tijd als zodanig bestaat niet. We kunnen tijd alleen gebruiken als er entiteiten zijn, of het nou één deeltje in het heelal betreft of 1080 deeltjes. Tijd helpt om het vergelijken van het bewegen van een, twee, drie... 1080 materiedeeltjes te vergemakkelijken, dat is alles. En dus: als er geen materie is, dan is er geen tijd.
Je kunt het gebruik van tijd en ruimte vergelijken met het gebruik van logica. We gebruiken logica om te vergelijken en aldus te begrijpen, maar logica als zodanig is niets, bestaat niet; wat is (in ons) zijn gevoelens. Zo ook: we gebruiken tijd en ruimte om te vergelijken en te begrijpen, maar wat is, zijn (materie)deeltjes, of beter: wat is, is de beweging van (materie)deeltjes. Tijd en ruimte zijn niet fysiek reëel, alleen materie (en straling, die ik ook als materie beschouw) is fysiek reëel, bestaat werkelijk.

A6  ruimte versus geen ruimte
Er is niet iets als ruimte als het gaat om het begrijpen van de essentie van het leven. Opnieuw: er is alleen maar het beginnen, het bewegen en het eindigen van materie (entiteiten). We gebruiken ruimte om in staat te zijn de interactie tussen entiteiten met elkaar te vergelijken, maar ruimte zelf is niets, ruimte zelf bestaat niet. Er is alleen (bewegende) materie en de afstanden tussen materiedeeltjes. Dus als we spreken over het heelal of het universum of de ruimte, dan hebben we het (in essentie) niet over ruimte, maar over materie die op zekere afstanden beweegt van andere materie. Dus: ruimte noch tijd is fysisch reëel, alleen materie (deeltjes en straling) is fysisch reëel.

A7  big bang versus steady state
Grofweg zijn kosmologen te verdelen over twee kampen. Het ene kamp gaat uit van een `big bang-heelal', het andere kamp van een `steady state-heelal'.
Steady state-heelals in het algemeen veranderen nooit hun verschijningsvorm en wat nu gebeurt is altijd gebeurd en zal altijd gebeuren. Het steady state heelal-label wordt doorgaans gebruikt wanneer gerefereerd wordt aan het heelalmodel van Bondi, Gold, en Hoyle, dat expandeert, maar waarin materie aangevuld wordt door continue creatie van materie waardoor de dichtheid van materie in het heelal constant is (dit in tegenstelling tot het big bang-model waarin de dichtheid van materie steeds kleiner wordt).
Er is geen scherpe lijn tussen big bang- en de steady state-theorieën als je bedenkt dat alle theorieën veronderstellen dat materiedeeltjes uit het niets te voorschijn springen. Je kunt meer voelen voor big bang-theorieën waarin heel veel deeltjes in één keer (revolutie) uit het niets te voorschijn springen of je kunt meer voelen voor `langzame' steady state-theorieën waarin materiedeeltjes een voor een (evolutie) uit het niets te voorschijn springen (Hoyle berekende: één waterstofatoom per miljard jaar per kubieke decimeter). Echter, er is geen scherpe lijn tussen een big bang van bijvoorbeeld 1080 deeltjes en een big bang van één deeltje, in essentie geldt voor allebei: materie komt vanuit het niets te voorschijn en beide theorieën dienen uit te leggen: waarom komt materie uit niets te voorschijn; en: zal materie voor altijd blijven bestaan en waarom of waarom niet? Op deze manier zijn de verschillen tussen big bang- en steady state-theorieën gradueel: de start (en het einde) van 1080 deeltjes heeft met precies hetzelfde oneindigheid/eindigheid-probleem te maken als de start (en het einde) van één deeltje.



Sectie B:   HET VERVLECHTEN VAN RATIONELE WEGEN TOT EEN CONSISTENTER GEHEEL

B1  zijn versus niet zijn
Er is slechts één scherpe lijn die we kunnen trekken en die alles verklaart, inclusief de zin van het leven. Stel je een big bang van één deeltje voor (of, als je dat liever hebt, twee deeltjes: deeltje + antideeltje). Vanuit het niets springt het deeltje te voorschijn (de quantummechanica verklaart hoe deeltjes schijnbaar uit het niets kunnen ontstaan), het bestaat een tijdje, en verdwijnt weer. De scherpe lijn is: het begin versus het einde, of: het begin van zijn versus het einde van zijn. En wat was, was: het leven van één deeltje; en de zin van zijn leven/bestaan was: de beleving van zijn leven (of: zijn `gevoelens').

B2  gevoelens versus het Grote Waarom
Alles dat er werkelijk toe doet in het Grote Waarom is het beginnen en eindigen van materie en datgene wat er tussen zit: het bewegen van (en de interactie tussen) materiedeeltjes.
In deze paragraaf ga ik telkens weer hetzelfde opschrijven. Dat is: alles streeft naar het grootste totaal aan (fijn) gevoel; gevoel is waar het leven voor gemaakt is; gevoel is waar leven van gemaakt is; gevoel is materie; materie is gevoel.
Waarom kunnen we leven? Het antwoord is: omdat we dood kunnen gaan. Ons leven kan er zijn dankzij onze dood. Of: we kunnen zijn omdat we ook niet kunnen zijn. In A1 en A2 legde ik uit dat onze gedachten gevoelens zijn (A1) en dat bewustzijn slechts een maat is voor het doordringen van bepaalde gevoelens (A2). Met andere woorden: alles wat we zijn is: gevoel(ens). Nu kun je zeggen: maar wat zijn dan gevoelens? Alles wat ik daarop kan antwoorden: `Voel het.' (Misschien dat ik het begrip gevoel enigszins kan verduidelijken door: voelen = ervaren = bestaan = leven = zijn.) Maar er valt iets meer te zeggen over datgene waar gevoelens op gebaseerd zijn en hoe (primitieve) gevoelens zich hebben kunnen ontwikkelen tot onze (menselijke) gevoelens.
Gevoelens zijn (vanwege hun oorsprong) direct of indirect gerelateerd aan: de drang om te blijven bestaan. Grofweg kun je zeggen: alles dat het bestaan verlengt, geeft fijne gevoelens en alles dat het bestaan verkort, geeft slechte gevoelens. Honger geeft een slecht gevoel, maar eten geeft een goed gevoel. Een bacterie in gedestilleerd water zal zich niet goed voelen, maar als hij genoeg voedingsstoffen tot zijn beschikking heeft kun je veronderstellen dat hij zich goed zal voelen. Zoals ik reeds in A3 schreef: ik ben van mening dat ook bacteriën en zelfs atomen en subatomaire deeltjes `gevoelens' hebben, omdat er geen scherpe lijn te trekken is tussen mensen, dieren, insekten, planten, bacteriën, eiwitten, aminozuren, atomen en subatomaire deeltjes.
Van onze gevoelens naar de gevoelens van subatomaire deeltjes: stel dat een heet voorwerp onze huidcellen raakt en dat onze huidcellen een boodschap naar onze hersencellen zenden opdat er iets ondernomen wordt, zodat de huidcellen niet verder in hun bestaan bedreigd worden. Wat ik hiermee duidelijk wil maken is: door de (chemische/elektronische) interactie tussen cellen van ons lichaam voelen we als een entiteit (in ons geval als mens); en als een entiteit (van interactieve cellen) voelen we meer (door alle interactie) dan onze cellen afzonderlijk in staat zijn om te voelen. Binnen onze cellen is er ook (chemische/elektronische) interactie tussen de verschillende celcomponenten (bijvoorbeeld een bepaald eiwit in een cel) en je mag verwachten dat de gevoelens van een cel als een entiteit sterker zijn dan de gevoelens van de afzonderlijke celcomponenten. In een eiwit is er elektronische interactie tussen de atomen van het eiwit, en je mag verwachten dat de gevoelens van een eiwit als een entiteit sterker zijn dan de gevoelens van de afzonderlijke atomen. Zo ook atomen versus hun subatomaire deeltjes. Als je de chemische/elektronische interacties meer algemeen beweging van materie noemt, dan zou je dit `bewegen' kunnen aanduiden met: `gevoelens'. Je kunt stellen: in de evolutie zijn (materie)deeltjes gestart op een subatomair niveau en ze zijn respectievelijk atomen, moleculen, aminozuren, macromoleculen, eiwitten, DNA en cellulair leven gaan vormen, omdat entiteiten zo veel mogelijk fijne gevoelens/fijne interacties wilden en dat de reden is dat kleinere deeltjes (entiteiten) gingen `samenwerken' en zo complexere entiteiten vormden. Als je er zo tegenaan kijkt, kun je zeggen dat we naast survival of the fittest te maken hebben met survival of (desire for/longing for) happiness. Waarom hebben we iets ontwikkeld als gedachten en taal? Omdat we door betere gedachten/taal beter in staat waren om trucs uit te vinden om te overleven, maar ook vanwege het ervaren van leven, vanwege desire for happiness: met gedachten en taal waren we in staat om subtielere (fijnere) gevoelens te omschrijven en op die manier ook fijnere gevoelens te ervaren en aldus hogere pieken van geluk te ervaren. Je kunt hetzelfde zeggen van ons vermogen tot (groter) bewustzijn. Door ons bewustzijnsmechanisme zijn we in staat bepaalde belangrijke dingen voorrang te geven, waardoor we in bepaalde situaties beter overleven. Maar we gebruiken ons verdringingsmechanisme ook om bepaalde gevoelens en gedachten die ons minder gelukkig maken in een bepaalde mate opzij te zetten zodat we ook dankzij ons (sterker) bewustzijn naar hogere pieken van (geïntegreerde vormen) van geluk kunnen komen. Grofweg kun je survival of happiness naast survival of the fittest omschrijven als: kwaliteit van bestaan naast kwantiteit van bestaan.
Als we de `geen scherpe lijn regel' nogmaals in acht nemen, dan is er desire for happiness geweest in de hele evolutie van (niet-biologisch en biologisch) leven op onze planeet en kun je het uitleggen als: complexere entiteiten hebben de mogelijkheid om naar hogere toppen van geluk te pieken, naar meer (fijn) gevoel. Desire for happiness kan dan de reden zijn dat atomen aminozuren gingen vormen, immers atomen hadden helemaal geen survival of the fittest nodig om te overleven. Er zijn binnen de evolutietheorie problemen ten aanzien van de toevalsfactor. Volgens sommige wetenschappers zijn er te veel samenlopen van omstandigheden nodig om het ontstaan van levende cellen door toeval te verklaren. Echter, het wordt anders als materie `voelt' en daardoor `bewust op zoek gaat' naar hoogtepunten van geluk, of: `bewust op zoek gaat' naar mogelijkheden om tot complexere entiteiten te komen; in dat geval heb je minder `toeval' nodig om het ontstaan van levende cellen te verklaren.
Desire of happiness kan ook het verschijnen van (massa)deeltjes uit het niets verklaren: deeltjes zijn misschien uit het niets verschenen omdat hun bestaan `plezier' gaf. In dit `verschijnen van massa' vind je de scherpe lijn: het begin versus het einde, of: zijn versus niet zijn. Op deze manier zou alles gebaseerd kunnen zijn op: het gevecht tegen de eindigheid. Je kunt kijken naar het verschijnen van materie als een trial-and-error te voorschijn springen van deeltjes uit het niets, het ene deeltje blijft voor heel korte tijd bestaan, het andere deeltje blijft (veel) langer bestaan. Uiteindelijk zou je een heel lange evolutie van deeltjes kunnen beschouwen die een voor een te voorschijn komen (een soort van steady state manier) of een revolutie van deeltjes die zichzelf zeer snel vermenigvuldigen als het eerste (specifieke) deeltje te voorschijn springt (een soort van big bang-manier).
Natuurlijk is het heel moeilijk om ten aanzien van gevoelens te kwantificeren, maar je kunt veronderstellen dat duizend waterstofatomen meer `voelen' dan één waterstofatoom onder dezelfde omstandigheden. Ook kun je je voorstellen dat waterstofatomen in de zon meer voelen dan waterstofatomen in een (relatief statische) wolk waterstofgas. Ook zou je kunnen verwachten dat wij (als mensen, met alle interactie tussen onze cellen) meer `voelen' dan een (biologische) levenloze hoop stof met dezelfde hoeveelheden en proporties aan atomen. Ik denk dat `gevoelens' wel eens vergelijkbaar kunnen zijn met het `bewegen van materie', waarbij `bewegen' alle mogelijke manieren van bewegen inhoudt, en `materie' alle mogelijke deeltjes en straling betreft. Het zou misschien kunnen dat wij mensen op aarde tot de sterkste gevoelens in staat zijn vanwege onze chemische/elektrische stromen in onze grote hersenen en onze grote hoeveelheid zenuwen.
[Toevoeging 5 juli 2005: Ik wil hier graag aan toevoegen: Geluk/happiness zou wel eens bewustzijn nodig kunnen hebben. Zonder bewustzijn kan geluk misschien niet gevoeld worden. Met een sterker bwustzijn kunnen hogere pieken van geluk gevoeld worden. Overigens vloeit dit automatisch voort uit het statement in A2: (sterk) bewustzijn maakt dat bepaalde gevoelens andere gevoelens verdringen (en dus kunnen dan bepaalde gevoelens sterker gevoeld worden; of: groter geluk kan gevoeld worden door een sterker bewustzijn). Einde van toevoeging 5 juli 2005]

B3  gevoelens versus eindigheid
Hoe zouden we ons voelen als we eeuwig zouden leven? Zouden we eigenlijk überhaupt nog iets voelen over vijf miljard jaar? Alle biologisch (DNA) levende wezens sterven. Wij sterven, daarom kunnen we leven, daarom voelen we dat we leven, daarom kunnen we ons bestaan ervaren. We kunnen alleen zijn omdat we ook niet kunnen zijn. Volgens de `geen scherpe lijn' regel ten aanzien van gevoelens moet dit zijn versus niet zijn hetzelfde zijn voor bacteriën en atomen. Het kan dus zijn dat een atoom alleen maar kan bestaan omdat zijn bestaan eindig is.
Ik ben van mening dat ieder wezen (iedere entiteit) alleen maar zijn bestaan kan voelen als hij in staat is om in niets te verdwijnen, of: in niet-bestaan; dit is hetzelfde als: we voelen dat we leven omdat we gaan sterven. Als wij (en andere biologische wezens op aarde) voelen dat we leven omdat we gaan sterven dan -als ik correct ben met mijn `geen scherpe lijn regel' over het hebben van gevoelens (A3)- `voelen' alle materiedeeltjes dat ze bestaan, omdat ze op weg zijn naar niet-bestaan. Je kunt het, als je het combineert met de `geen scherpe lijn regel' ten aanzien van bewustzijn (A2), zelfs als volgt stellen: atomen of subatomaire deeltjes zijn zich op een bepaalde manier `bewust' van het feit dat ze op een dag zullen verdwijnen. (Ik weet dat het moeilijk is om je voor te stellen hoe een atoom zou kunnen `voelen' of `bewustzijn' heeft, maar kun jij je voorstellen hoe groot het gewicht is van één waterstofatoom als je weet dat onze lichamen het gewicht hebben van ongeveer 1029 waterstofatomen?)
Als gevoelens de essentie van het bestaan zijn en ze verbonden zijn met het begin en het einde van het bestaan, en als gevoelens de reden zijn waarom er materie bestaat, dan moeten gevoelens het einde van een entiteit veroorzaken. Of, om het anders te stellen: bestaan kost energie; of: materie verbrandt tot niets omdat gevoelens alleen maar mogelijk zijn op weg naar het einde.

B4  verschijnen van materie versus verdwijnen van materie
Als gevoelens gezien kunnen worden als het `bewegen van materie naar haar einde', en als, zoals al eerder is gesteld in dit artikel, alles wat is materie is, dan: moet het bestaan van materie zijn eigen verdwijnen veroorzaken. (Ik kom hier op terug als ik het over roodverschuivingen heb.)
Een tijger eet een stuk vlees en verkrijgt op die manier energie omdat zijn lichaam het vlees in kleinere stukken hakt. Hetzelfde kun je zeggen van een bacterie die chemische componenten afbreekt. Energie van de zon wordt (hoofdzakelijk) weggestraald door lichtgolven. De energie komt van fusie van waterstofatomen tot heliumatomen waarbij kleine materiedeeltjes uitgezonden worden, gedeeltelijk in de vorm van fotonen. Een foton kan gebruikt worden door planten om glucose te maken uit water en koolstofdioxyde. We kunnen glucose eten en het daardoor met zuurstof weer verbranden tot water en koolstofdioxyde. In deze processen wordt algemeen veronderstelt dat energie in materie kan veranderen en materie in energie (de beroemde wet van Einstein: E = mc²), maar er verdwijnt nooit energie (de wet van behoud van energie). Mijn mening is dat gedurende alle energie-transacties (= beweging van materie naar zijn einde = gevoelens) er een (heel klein) verlies van energie is omdat `beweging van materie' of `bestaan' of `zijn' of `leven' of `voelen' energie kost.
Als gevoelens alleen maar kunnen bestaan vanwege de eindigheid van alles, dan wordt de eindigheid van alles veroorzaakt door gevoelens. Je kunt je dus afvragen welke van: 1) een steen van 100 kilo, 2) een mens van 100 kilo, 3) 100 kilo zonmassa, meer massa `verliest', vanwege energie/materie-beweging, of beter: vanwege hun `gevoelens'. Ik wil hier graag benadrukken dat als materie verdwijnt, dit verdwijnen extreem langzaam gaat, omdat anders alle materie in het (meer dan tien miljard jaar oude) heelal al lang was `opgebrand'.
Samenvattend: je kunt het gevoelens, het stromen van materie of het stromen van energie noemen, maar het is allemaal hetzelfde: beweging van materie (naar haar einde). Beweging van materie, het bestaan van materie, moet zijn eigen verval veroorzaken.

B5  expansieve (kosmologische) roodverschuiving versus twee nieuwe (hypothetische) roodverschuivingen
Er zijn 3 soorten roodverschuiving (roodverschuiving = het verschuiven van de golflengte van licht naar langere, minder energierijke (`rodere') golflengtes). Twee daarvan, de Doppler roodverschuiving en de gravitationele roodverschuiving, zijn niet controversieel, maar kunnen niet de sterke roodverschuiving verklaren van licht van ver weg gelegen melkwegstelsels. De derde soort roodverschuiving, de expansie (of kosmologische) roodverschuiving, die de big bang-theorie op gang heeft gebracht, is controversieel (voor de kosmologen die steady state theorieën aanhangen), maar is in staat de sterke roodverschuiving van licht van melkwegstelsels te verklaren: alle golflengtes van licht worden gestrekt door de expansie van het heelal. Ik stel hier twee andere (hypothetische) roodverschuivingen (misschien aan elkaar gerelateerd) voor die misschien (ook) de sterke roodverschuiving van licht van melkwegstelsels veroorzaken. De roodverschuivingen kunnen gezien worden als types van de tired light-hypothese, die in 1929 door Fritz Zwicky (Zie: Harrison, H. Cosmology. The science of the universe, pagina 240. Cambridge University Press, Cambridge, 1981) geopperd werd: licht verliest steeds meer energie tijdens zijn reis over lange afstanden in de intergalactische ruimte. Volgens Zwicky's tired light-hypothese worden de vibraties van licht langzaam maar zeker omlaag gebracht (wat betekent dat de golflengte langer wordt) over grote perioden van tijd gedurende het reizen door het universum, en dus is roodverschuiving (ook) het resultaat van `vermoeidheid'. Het idee van het tired light fenomeen is in vergetelheid geraakt omdat er tot dusverre geen goede uitleg is geweest waarom licht `vermoeid' zou worden gedurende zijn reis door het heelal.
We kijken nog eens naar de in B4 geponeerde (hypothetische) stelling: materie verdwijnt omdat het zijn, het bestaan, (heel weinig) energie kost. Laten we tegelijk kijken naar een lichtgolf/lichtdeeltje, een foton, dat door de intergalactische ruimte snelt en laten we daarbij veronderstellen dat dit deeltje miljarden en miljarden jaren door blijft gaan, zonder dat het interfereert met andere straling of andere deeltjes. Als het bestaan van het lichtdeeltje an sich energie kost, hoe moeten we ons dan voorstellen dat het lichtdeeltje energie verliest? Het antwoord zou wel eens heel simpel kunnen zijn: door naar een langere (minder energierijke) golflengte te verschuiven. Deze (hypothetische) roodverschuiving noem ik: existentie roodverschuiving.
Terug naar de gravitationele roodverschuiving: als een lichtgolf de zon verlaat, kost de aantrekkingskracht van de zon de lichtgolf energie en op die manier verschuift de lichtgolf naar rood. Valt de lichtgolf op aarde, dan zal de zwaartekracht van de aarde de lichtgolf naar blauw (kortere meer energierijke golven) verschuiven. Nogmaals de scherpe lijn: is er een punt tussen de zon en de aarde waar de lichtgolf helemaal geen werking van zwaartekracht ondervindt van de zon of de aarde? Waarschijnlijk niet, er zullen altijd gravitationele krachten (van de zon, aarde en andere planeten en sterren) zijn die op de lichtgolf werken. Hetzelfde kun je zeggen over een lichtgolf die door intergalactische ruimte reist: er zullen altijd (erg kleine) gravitationele krachten werken op de lichtgolf. Ik wil hier niet uitleggen dat de gravitationele (intergalactische) roodverschuiving mogelijk zou kunnen concurreren met expansie roodverschuiving, omdat de gravitationele krachten op een lichtgolf op alle plekken in de intergalactische ruimte in alle richtingen (zo goed als) hetzelfde zijn en zo elkaar opheffen; en indien niet in een zekere (intergalactische lichtgolf) case: de gravitationele (intergalactische) roodverschuiving zou in dat geval buitengewoon klein zijn vergeleken met de expansie roodverschuiving. Wat ik wilde benadrukken is dat er, hoewel zeer klein, wel gravitationele krachten op de (intergalactische) lichtgolf werken. Nu iets anders: stel je een kogel voor die weggeschoten is en door de (gelijkmatig met luchtdeeltjes gevulde) lucht zoeft; veronderstel daarbij dat er geen gravitationele krachten (van de aarde) op de kogel werken, er zijn alleen luchtdeeltjes die de snelheid van de kogel afremmen omdat de kogel tegen de luchtdeeltjes opbotst. Veronderstel ook dat de luchtdeeltjes (in tegenstelling tot de aarde) wel (sterke) gravitationele aantrekkingskracht op de kogel uitoefenen. In dat geval wordt de kogel niet gestopt door gravitationele krachten omdat de gravitationele krachten hetzelfde zijn in alle richtingen; de kogel wordt gestopt (of: verliest zijn energie) omdat hij tegen de luchtdeeltjes opbotst.
Terug naar de lichtgolf die door de intergalactische ruimte reist. Hoe moeten we ons de gravitationele krachten van melkwegstelsels voorstellen? Als we ze ons voorstellen als deeltjes (of een of andere (onbekende) soort van deeltjes-golven), dan kan het misschien zijn dat de lichtgolf energie verliest, omdat hij tegen zwaartekrachtsdeeltjes opbotst. Het verlies van energie vertaalt zich dan in roodverschuiving van de lichtgolf. Deze (hypothetische) roodverschuiving noem ik: gravitationeel verval roodverschuiving.
De genoemde gravitationeel verval roodverschuiving zou misschien getoetst kunnen worden door roodverschuivingen te meten van lichtstralen die door sterke zwaartekrachtsvelden reizen en de gemeten waarden vervolgens te vergelijken met roodverschuivingen van (in andere opzichten vergelijkbare) lichtstralen die door zwakke zwaartekrachtsvelden zijn gegaan. En: kan gravitationeel verval roodverschuiving de verklaring zijn voor de (lange energie-arme) radiogolven die uit het centrum van ons melkwegstelsel komen? En: zou gravitationeel verval roodverschuiving (en/of existentie roodverschuiving) op de een of andere manier de oorzaak kunnen zijn voor de kosmische achtergrondstraling? (Expansie roodverschuiving initieerde de big bang-theorie. De big bang-theorie voorspelde een kosmische achtergrondstraling die uit alle richtingen van het heelal kwam. Sinds 1965, toen de achtergrondstraling met meetinstrumenten werd ontdekt, wordt de achtergrondstraling als het belangrijkste bewijs voor de oerknal beschouwd.)
In het geval van gravitationeel verval roodverschuiving is materie de oorzaak van zijn eigen verval; je zou dit kunnen vergelijken met: materie kan alleen maar bestaan dankzij haar eindigheid en daarom moet het bestaan van materie haar eigen eindigheid veroorzaken (B4).
(Je zou ook eens aan het volgende kunnen denken: is het mogelijk dat een foton een oneindig aantal jaren door de niet expanderende ruimte dendert zonder ook maar enige verandering te ondergaan? En: als een lichtgolf die door de ruimte reist gelimiteerd is door een of andere maximale `leeftijd', kan dan deze `leeftijd' de afstand limiteren waarover we in het heelal kunnen kijken?)

B6  beginnen versus eindigen van materie en het heelal
Als er roodverschuiving van lichtgolven is ten gevolge van: `bestaan kost energie' of `het botsen tegen zwaartekrachtsdeeltjes' naast, of in plaats van, expansie roodverschuiving, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat de big bang-theorie fout is, maar het zal de theorie zeker ondermijnen. Als de big bang-theorie fout blijkt te zijn en als blijkt dat er een soort van `religieuze' weerstand was tegen het idee om het big bang-idee te verlaten, kan het dan zijn dat er een parallel is met geloven in de grote schepper (God)? Vanwege één: onze neiging tot een absoluut begin? Twee: onze natuurlijke weerstand tegen het gevoel dat we slechts kleine deeltjes (entiteiten) zijn in een eindeloze oceaan van materie? Geboren zonder reden behalve dan om gelukkig te zijn tijdens ons bestaan? Drie: de weerstand tegen het idee dat we gaan eindigen en verdwijnen in absoluut niets?
Als we nadenken over religie in vergelijking met de huidige (big bang) kosmologie, dan is er in beide gevallen een (krachtig scheppend) begin en zijn er in beide gevallen problemen met het einde. Als mensen oneindig lang zouden leven, zouden kinderen (en hun kinderen) geen kans hebben, onze generatie zou in feite niet eens bestaan. Dus naast de reden dat we een einde moeten hebben om in staat te zijn te voelen dat we leven (dat we bestaan), is er een andere reden: we moeten eindigen opdat anderen een kans krijgen. Of: als wíj nooit eindigen kunnen anderen niet beginnen. Ik denk dat er geen begin kan zijn zonder einde. Net als religie handelen de theorieën ten aanzien van de kosmos over het begin (van materie en het heelal), maar hebben ze problemen met het einde (van materie en het heelal). Wat óns leven betreft: wíj hebben een begin en een einde. Maar wat hét leven betreft: er is geen begin geweest en er zal ook geen einde zijn als materie uit niets kan verschijnen én in niets kan verdwijnen en je zodoende het heelal als oneindig in ruimte en tijd moet beschouwen.
Van onszelf (of ons begin en einde) naar de kleinste materiedeeltjes die ooit begonnen. Deeltjes moeten ook een manier hebben om te eindigen, en daarom: energie (=materie) moet kunnen eindigen, en dus: er moeten uitzonderingen zijn op de wet van behoud van energie. Een mogelijke uitzondering is gegeven in B4. Een andere uitzondering kan gevonden worden in de big bang-theorie: lichtgolven in een uitdijend heelal strekken en dus wordt energie in een uitdijend heelal niet geconserveerd. Maar: als een uitdijend heelal voor altijd uitdijt (ik bespreek hier niet de mogelijkheid van een instortend heelal, omdat het nog minder antwoord geeft op het eindigen van materie) dan betekent dat dat er nooit een einde zal zijn en nooit een nieuw begin. Natuurlijk kun je zeggen: als de uitdijing een zeer (bijna oneindige) verdunde staat heeft bereikt is er `ruimte' voor een nieuw begin, een nieuwe big bang; maar in dat geval zijn er oneindig veel big bang-heelals in een oneindige tijd en een oneindige ruimte (wat voor mij oké is, maar niet voor een groot aantal kosmologen). In ieder geval is het merkwaardig dat zoveel mensen op deze wereld moeite hebben met de eindigheid van hún leven en er tegelijk heel veel wetenschappers zijn die moeite hebben met de oneindigheid van hét leven: de oneindigheid van tijd en ruimte (of: het `ergens' bestaan van materie). Vreemd toch, dat naast mensen die geloven in Het Paradijs, in God, en aldus in de oneindigheid van het leven, er wetenschappers staan die juist in de eindigheid van het leven geloven; en dat terwijl beide groepen er wellicht naast zitten, doordat ze respectievelijk de eindigheid van het individu en de oneindigheid van het geheel ontkennen. Beide groepen hebben een fout wereldbeeld als hét leven oneindig blijkt te zijn en ónze levens eindig. De basis van beide ontkenningen kan gezocht worden in de angst voor de dood: mensen in het algemeen (onze gevoelens) zijn bang voor de (hun eigen) dood; de wetenschap (onze ratio pur sang) is bang voor de dood van het idee dat alles rationeel te bevatten is. Het idee dat het belangrijkste van je bestaan juist níet met je rationaliteit te vangen is, is de kern van dit artikel: de essentie van je leven is alleen te bevatten, te begrijpen, met je gevoel.
Volgens mij is er, naast de big bang-theorie, genoeg te zeggen voor de steady state theorie, en zelfs voor een static steady state theorie met een niet (overall) expanderend heelal: een heelal dat oneindig qua tijd en ruimte is, of: oneindig in zijn continu en overal beginnen en eindigen van (verschillende soorten?) materie. Big bang-theorieën en steady state-theorieën zouden wel eens dichter bij elkaar kunnen komen als we ons concentreren op de enige (altijd) overblijvende scherpe lijn: (het waarom van) het verschijnen en verdwijnen van materie. To be or not to be, gevoelens of geen gevoelens, daar gaat het om.

back